Oefentoets projectmatig werken

Projectmatig werken

U krijgt 10 multiple choice vragen. Om voor deze oefentoets te slagen dient u 7 of meer vragen juist te beantwoorden. U heeft 10 minuten de tijd om deze oefentoets af te ronden. Tijdens de oefentoets ziet u direct of een gegeven antwoord goed of fout is. U kunt deze toets meerdere malen maken, telkens zal een andere random selectie van vragen worden gepresenteerd.

Als basis voor de toets wordt het boek "Projectenwijzer, handreiking projectmatig werken, J. de Wit" gehanteerd.

Succes met het maken van deze oefentoets.

Gelieve onderstaande gegevens zorgvuldig invoeren voordat u de toets gaat starten.

1 / 10

1. Wat wordt bedoeld met "scope en afbakening"?

a) Hetgeen wat wel onder het project valt.

b) Hiermee worden de beperkende kaders bedoeld.

c) Hetgeen wat niet onder het project valt.

d) Hetgeen wat wel en wat niet onder het project valt.

2 / 10

2. Wie is/zijn eindverantwoordelijk voor het project?

a) De projectorganisatie.

b) De opdrachtgever.

c) De opdrachtgever en de projectmanager samen.

d) De projectmanager.

3 / 10

3. Welke van onderstaande verantwoordelijkheden behoren toe aan de projectleider? 1) Helder maken van de opdracht; 2) Bewaken van de afgesproken kaders en de businesscase op basis van de voortgang; 3) Prioriteitsconflicten oplossen; 4) Link naar de organisatie.

a) Alle punten zijn juist.

b) 1, 2 en 3.

c) Alleen 1.

d) 1 en 2.

4 / 10

4. Waar zijn de kwaliteitscriteria die worden gesteld aan producten in opgenomen?

a) In de business case.

b) In de verschillende tussenevaluaties gedurende het project.

c) In de productbeschrijvingen van de verschillende producten.

d) In het projectvoorstel door aan te geven wat de kwaliteitseisen zijn.

5 / 10

5. Wat is waar? 1) De planning en de begroting van het project zijn onderdelen van het plan van aanpak; 2) Binnen de verschillende managementfasen kunnen mijlpalen en activiteiten elkaar overlappen; 3) Aan het eind van de oriëntatiefase moet het project SMART gedefinieerd zijn; 4) In de oriëntatiefase moet voor alle rollen bekend zijn wie welke gaat vervullen.

a) 2 en 3

b) 1, 3 en 4

c) Alle punten zijn waar.

d) 1 en 2

6 / 10

6. Wat is één van de kernvragen in de oriëntatiefase van het project?

a) Wat moet de uitkomst van het project zijn?

b) Zijn alle projectbetrokkenen en relevante stakeholders nog aangehaakt?

c) Welke werkafspraken zijn van toepassing?

d) Zijn er kritische beslismomenten waar rekening mee worden gehouden?

7 / 10

7. Wat is NIET één van de vijf gouden regels voor opdrachtgeverschap?

a) Wees kritisch bij de keus van een projectleider en moedig hem/haar aan kritisch te zijn.

b) Eis een productgerichte planning en rapportage.

c) Begin met een heldere businesscase en blijf (aan) deze businesscase toetsen.

d) Gebruik een bewezen projectmanagementmethode (best practice).

8 / 10

8. Wat is GEEN taak van de projectmanager?

a) Instellen van de stuurgroep.

b) Resultaatverantwoordelijk.

c) Actualiseren van de business case.

d) Adviseur van de opdrachtgever.

9 / 10

9. Wat moet in de afrondings- of afsluitfase van het project worden gedaan?

a) Het geven van de laatste beheerinstructies met betrekking tot de producten en resultaten die zijn overgedragen.

b) Het fungeren als vangnet voor nazorg vragen die de organisatie nog heeft.

c) Het uitvoeren van een evaluatie op het projectverloop.

d) Het oplossen van de laatste issues.

10 / 10

10. Wat bevat het projectdossier aan het einde van het project minimaal?

a) Eerste versie van projectvoorstel, projectopdracht, business case en plan van aanpak, besluiten en eindrapport.

b) De gehanteerde uren- en financiële administratie.

c) Laatste versie van projectvoorstel, projectopdracht, business case en plan van aanpak, besluiten en eindrapport.

d) Eerste en laatste versies van projectvoorstel, projectopdracht, business case en plan van aanpak, besluiten en eindrapport.

Your score is